Veelgestelde vragen over onze producten

Over de kabels

Bij glasvezelkabels verwijzen OS (single mode) en OM (multi mode) naar de modus van de glasvezelkabels, oftewel de manier waarop het licht zich door de kabel reist.  

Single mode kabels, laten slechts één lichtstraal door een dunne vezelkern reizen. Vergelijk het met het zenden van een laserpenstraal door een smalle buis. Ze zijn ontworpen om gegevens over lange afstanden te verzenden en worden vaak gebruikt in grotere communicatienetwerken en voor data-overdracht over grote afstanden.

Aan de andere kant maken multi mode (OM) glasvezelkabels gebruik van meerdere lichtstralen die door een bredere vezelkern stuiteren. OM-kabels kunnen gegevens over kortere afstanden transporteren, maar hebben een lagere bandbreedte en kunnen meer verstoring ondervinden. Daarom worden ze vaak gebruikt in lokale netwerken (LAN’s) in kantoren en campussen, waar hoge snelheid over beperkte afstanden nodig is.

Welke keuze past bij jouw netwerk? Bij het kiezen tussen OS en OM is het belangrijk om rekening te houden met de specifieke vereisten van het netwerk. Kies voor single mode voor langeafstandsverbindingen en hogere prestaties, of kies voor multi mode geschikt voor kortere afstanden waar hogere bandbreedte minder kritisch is.

De afkortingen SMF (single mode fiber) en MMF (multi mode fiber) verwijzen naar het type vezel dat wordt gebruikt in de glasvezelkabels, ongeacht de modus. 

Single mode fiber is een type glasvezel dat gebruikt wordt voor single mode toepassingen. Het heeft een kleine kern, meestal rond 9 micron, waardoor slechts één lichtstraal (modus) recht door de vezel kan reizen. Dit wordt mogelijk gemaakt door gebruik te maken van laserlicht met een smalle straal.

Door de kleine kern en de mogelijkheid van slechts één modus, is SMF geschikt voor langeafstandsverbindingen en biedt het hogere prestaties, zoals snellere en betrouwbaardere overdracht van gegevens over grote afstanden.

Multi mode fiber is een type glasvezel dat gebruikt wordt voor kortere afstandsverbindingen binnen een gebouw of een lokaal netwerk. Het heeft een grotere kern, meestal 50 of 62,5 micron, waardoor meerdere lichtstralen (modi) door de vezel kunnen stuiteren. MMF maakt gebruik van LED-lichtbronnen met een bredere straal in plaats van laserlicht.

MMF wordt vaak gebruikt in lokale netwerken (LAN’s), datacenters en korte-afstandsverbindingen waar hoge snelheid binnen een beperkte afstand vereist is.

Het belangrijkste verschil tussen SMF en MMF is dus de grootte van de vezelkern en het aantal modi dat ze ondersteunen. SMF heeft een kleine kern en ondersteunt slechts één modus, terwijl MMF een grotere kern heeft en meerdere modi ondersteunt. Dit heeft directe gevolgen voor de afstanden en de bandbreedte die kunnen worden bereikt met elk type vezel.

LSZH staat voor ‘Low Smoke Zero Halogen’ en verwijst naar een type kabelmantelmateriaal dat wordt gebruikt in glasvezelkabels. Dit type is ontworpen om de veiligheid te verbeteren in geval van brand of hoge temperaturen. In het geval van brand zullen de LSZH-kabels weinig rook en geen halogeengassen vrijgeven, waardoor er minder schadelijke effecten zijn voor zowel mensen als de apparatuur. 

Bij Laag1 bieden we glasvezelkabels met LSZH-mantels aan die voldoen aan de veiligheidsnormen. 

De dikte glasvezelkabels die je moet kiezen hangt af van verschillende situaties en behoeften.

Voor datacenteromgevingen, waar extra stevigheid en bescherming nodig zijn, raden we aan om te kiezen voor glasvezelkabels met een minimale dikte van 2 mm. Deze kabels zijn beter bestand tegen de belastingen in datacenters, zoals buigen en knikken.

Bij Laag1 bieden we een uitgebreid assortiment aan glasvezelkabels met een dikte van 2 mm, die speciaal geschikt zijn voor gebruik in datacenteromgevingen. Ons team helpt je graag bij het kiezen van juiste glasvezelkabels die voldoen aan jouw wensen en behoeften. 

Over de connectors

Antwoord: LC, SC en ST connectoren zijn veelvoorkomende connectors die gebruikt worden in glasvezelnetwerken. Hieronder leggen we uit wat deze connectoren zijn:

  1. LC-connector: De LC-connector staat bekend als de Lucent Connector of Little Connector. Het is een kleine vezeloptische connector die heel handig is in gebruik. Het is een vergrendelde connector met push-pull-mechanisme. De LC-connector is door het kleine formaat en de vergrendeling ideaal voor datacentra en telecommunicatienetwerken met dicht op elkaar staande apparatuur. 
  2. SC-connector: De SC-connector staat voor Subscriber Connector of Square Connector. Het is een rechthoekige vezeloptische connector die veel gebruikt wordt in glasvezelnetwerken. De SC-connector is groter dan de LC-connector, maar is een echte ‘push-pull-connector’, wat betekent dat je hem kunt aansluiten en loskoppelen door te duwen en te trekken. Dit maakt de SC-connector handig in situaties waar een snelle en eenvoudige aansluiting gewenst is.
  3. ST-connector: De ST-connector staat voor Straight Tip. Het is een oudere vezeloptische connector die nog steeds in gebruik is in sommige netwerkinfrastructuren. De ST-connector heeft een ronde vorm en is groter dan zowel de LC- als de SC-connector. In tegenstelling tot de LC- en SC-connectoren moet de ST-connector worden aangesloten en losgekoppeld door middel van een draaimechanisme. 

Bij Laag1 kunnen we je voorzien van glasvezelkabels en connectoren met verschillende aansluitopties, waaronder LC, SC en ST. Het is belangrijk om te bepalen welk type connector het meest geschikt is voor jouw specifieke toepassing en netwerkomgeving.

UPC (Ultra Physical Contact) en APC (Angled Physical Contact) zijn twee soorten vezeloptische connectoren die in glasvezelnetwerken worden gebruikt. Het belangrijkste verschil zit in de manier waarop de vezels worden gepolijst, wat invloed heeft op de mate van reflectie.

UPC-connectoren hebben een vlakke polijsting van de vezeluiteinden. Dit zorgt voor een goed fysiek contact tussen de vezels, waarbij de oppervlakken direct tegen elkaar aanliggen. UPC-connectoren worden vaak gebruikt in standaardtoepassingen zoals datanetwerken, telecommunicatie en kabeltelevisie. Ze bieden een goede optische prestatie en hebben doorgaans een lage reflectie.

APC-connectoren daarentegen hebben een afgeschuinde polijsting van de vezeluiteinden onder een bepaalde hoek. Dit zorgt voor een schuine reflectie van het licht, waardoor de terugreflectie verder wordt verminderd. APC-connectoren worden veel gebruikt in toepassingen waar een zeer lage reflectie essentieel is, zoals hoogwaardige DWDM-systemen, FTTx-netwerken en omgevingen waar betrouwbaarheid voorop staat. 

Bij Laag1 bieden we glasvezelkabels en connectoren met zowel UPC- als APC-opties. We helpen je graag bij het kiezen van de juiste connector die past bij jouw specifieke behoeften.

Over de optic transceivers

De maximale afstand, ook wel zendafstand genoemd, verwijst naar de maximale lengte waarover een glasvezelverbinding kan werken zonder dat het signaal zwakker wordt.

De zendafstand van glasvezeloptica hangt af van verschillende factoren, zoals het type glasvezel (single mode of multimode) en de gebruikte optische zendapparatuur. Over het algemeen kunnen single mode glasvezelkabels een langere afstand overbruggen dan multimode kabels.

Om de juiste lengte van een glasvezelkabel te bepalen, moet je rekening houden met de afstand tussen de bron en de bestemming waar de kabel wordt gebruikt. Meet de afstand nauwkeurig op en voeg indien nodig extra lengte toe voor bochten, routing en verbindingen. 

Bij Laag1 bieden we een breed aanbod aan glasvezelkabels met verschillende lengtes aan, variërend van 0,25 tot 200 meter. 

Bij glasvezelverbindingen worden kleuren gebruikt om de verschillende vezels of kanalen te identificeren. Elke kleur vertegenwoordigt een specifiek pad of kanaal voor gegevensoverdracht. Dit kleurcoderingssysteem wordt gebruikt om een efficiënte en georganiseerde verbinding te creëren. 

Bij CWDM worden verschillende kleuren gebruikt om verschillende datapaden te identificeren en te scheiden. Elke kleurcode vertegenwoordigt een specifieke golflengte, bijvoorbeeld blauw, groen, geel, enzovoort. CWDM wordt meestal gebruikt voor kortere afstanden en toepassingen met lagere capaciteit.

Bij DWDM wordt een uitgebreider kleurensysteem gebruikt dan bij CWDM. In plaats van specifieke kleurcodes te gebruiken, worden golflengtes in het optische spectrum gebruikt om kanalen te definiëren. Hierdoor kunnen veel meer datapaden over dezelfde glasvezel worden verzonden, waardoor hogere capaciteit en snelheid mogelijk is. 

Bij Laag1 bieden we zowel CWDM- als DWDM-oplossingen aan, afhankelijk van de behoeften van je netwerk. 

SFP, SFP+, QSFP, QSFP+ en QSFP28 zijn verschillende typen transceivermodules die worden gebruikt in glasvezelnetwerken. Het verschil zit met name in de overdrachtssnelheid van de verschillende modules: 

  • SFP: Snelheden tot 1 Gbps, compact formaat, voor zowel single-mode als multimode glasvezel.
  • SFP+: Hogere snelheden tot 10 Gbps, gebruikt in datacenters, compatibel met SFP.
  • QSFP: Snelheden tot 25 Gbps, voor high-performance netwerken met verschillende vezeltypes.
  • QSFP+ : Een doorontwikkeling van QSFP met nog hogere snelheden tot 40 Gbps. 
  • QSFP28: Hoogste snelheden tot 100 Gbps, voornamelijk gebruikt in datacenters en cloudnetwerken, compatibel met QSFP.

Welke transceiver heb jij nodig? Het is belangrijk om de juiste compatibiliteit te controleren bij het selecteren van transceivermodules voor je specifieke netwerkbehoeften. Wij helpen je graag bij het kiezen van de juiste module.